Culturele kortsluiting op een praalwagen
Aswoensdag. De échte carnavallisten hebben zich vanmorgen door meneer pastoor een askruisje op hun voorhoofd laten tekenen. Het christelijk ritueel startsein van de 40-daagse vastentijd tot aan Pasen. Na het zelfs al vóórchristelijk ritueel van de woeste viering van de komst van de lente.
Maar wat is anno 2020 nog een echte carnavalsvierder? Ik zeker niet en nooit geweest ook trouwens. Oké, als klein jongetje liep ik nog mee met de optocht in het katholieke Westlandse dorp Kwintsheul. Ik herinner me een keer als Batman en een keer als Rus. En ik herinner me één keer mee te hebben gedaan aan een groot carnavalsfeest in een van de drie hallen van de oude groenteveiling van Kwintsheul, georganiseerd door carnavalsvereniging De Jolige Druif.
Maar ondanks het feit dat dat jaar (1971, kan ook 1972 zijn geweest) de enige Limburgse inwoner van de gemeente Wateringen (of Bieringen zoals het dan even gaat heten) tot Prins Carnaval was uitgeroepen, wilde de stemming er maar niet in komen. Meneer Berendse, die aan het begin van onze straat een zeer bescheiden sigarenzaakje annex postagentschap runde, deed zijn best, maar was de rest van het jaar ook niet gekend om zijn jovialiteit of pretoogjes. Vermoedelijk had hij de prinsenmuts en -scepter aanvaard in de hoop dat hij iets van zijn heimwee er mee weg zou kunnen hossen.
Dus nee, als ervaringsdeskundige schiet ik schromelijk tekort. En door dat te erkennen vráág ik al om de reactie: “Blijf af van óns carnaval.” Ook als ik er heel enthousiast over zou gaan doen en mijn katholieke roots en studie Middeleeuwse geschiedenis naar voren zou schuiven in een poging enig recht van spreken te claimen, zou de ware carnavallist me schamper wegzetten als noorderling die zich hun cultuur probeert toe te eigenen, terwijl de essentie ervan mij toch per definitie ten enenmale ontgaat.
Toch even een stukje theorie. Van oudsher gaat dit feest om de omdraaiing van de gevestigde machtsverhoudingen. Geestelijkheid, adel en andere hoge heren hadden heel even niks te vertellen, het gewone volk mocht zich een paar dagen lekker laten gaan en straffeloos overal de draak mee steken.
Een gezond principe. Losbreken van de vastgeroeste patronen, die we opgelegd hebben gekregen door onze cultuur, opvoeding, school, kerk, de soms benepen maatschappelijke normen en waarden, die ons elke dag beperken in onze vrijheid om ons innerlijk potentieel zich ten volle te kunnen laten ontplooien.
Ironisch dat die eeuwen, ja zelfs duizenden jaren oude traditionele uitlaatklep voor de kleine luiden nu langs de meetlat van de politieke correctie ligt. Dat heeft het feest mede te danken aan het Belgische stadje Aalst. Daar kwam vorig jaar een der carnavalsverenigingen op het idee een praalwagen te bouwen gewijd aan de typisch Joodse spaarzaamheid. Dat was dan weer met een knipoog naar lokale bestuurders of zo, die juist niet spaarzaam genoeg zijn. De onnavolgbare gedachtenkronkels van deze Vlaamse guiten doen er verder ook niet toe; het resultaat was een metershoge en – uiteraard, het is immers carnaval – karikaturale verbeelding van orthodoxe Joden met alle attributen die daar bij horen. Inclusief haakneuzen en schatkisten. De tijdloze iconografie van de antisemieten.
Aalst stond meteen wereldwijd op de kaart. Dat stond het overigens al langer, want het carnavalsfeest aldaar is dusdanig oud en gerenommeerd dat het al jaren geleden een plekje had weten te veroveren op de Unesco-lijst voor Cultureel Erfgoed. Daar hebben ze zich na de commotie van vorig jaar zelf maar alvast weer af laten halen. Want geen trek om bij de VN door het stof te moeten. En uit pure eigenwijzigheid reden er dit jaar niet één, maar twee karren rond met orthodox Joodse poppen en kostuums. Logisch, want als je zelf ineens in het brandpunt van de internationale aandacht staat, dan laat je dat niet liggen als dankbaar thema, dan lever je ook dáár weer lollig commentaar op.
Dat de lol er misschien toch al een heel klein beetje af is, is het jammere van dit soort ophef. In Nederland riep antiracisme-club Kick Out Zwarte Piet op om foute carnavalskostuums te spotten en door te mailen. Dit onder het motto Culture Not Costume, waarmee paal en perk wordt gesteld aan niet alleen racisme of discriminatie, maar ook aan culturele toe-eigening: géén indianentooien (die we trouwens natuurlijk ook eigenlijk niet zo moeten noemen), geen geisha kimono’s, geen sombrero’s en ook niet verkleed als Nieuw Zeelands rugbyteam en dan op elke straathoek de Haka nadoen.
Zo wordt carnaval een hachelijke onderneming. Ik vernam via via dat carnavalsvereniging de Groenkonters in carnavalsdorp ’t Lolhol te elfder ure niet met hun praalwagen naar buiten durfden. Niet vanwege de storm (waardoor de hele optocht sowieso niet doorging), maar omdat ze, verkleed als een groep anti-zwarte Piet demonstranten, vreesden voor culturele kortsluiting.
